vrijdag 18 december 2015

Vive les pompiers! (part 1)


‘Ik ga naar bed,’ zegt Henk terwijl hij sloom opstaat van de bank en naar me toeloopt om me een kus te geven. ‘Je hebt gelijk! Welterusten lieverd, ik kom er zo aan.’
Ik ben ook moe, we hebben de hele dag in de tuin gewerkt, maar ik zit nog zo lekker. De houtkachel brandt behaaglijk en m’n glaasje wijn heb ik zojuist nog eens bijgevuld.
Onze honden Tess en Bobbie, die duidelijk geen zin hebben om de warme plek voor de kachel te verruilen voor hun mand in de koude slaapkamer, houden zich wijselijk slapend. Zachte jazzdeunen vullen de ruimte.
Wat is het leven hier op het Franse 'platteland' toch heerlijk, denk ik tevreden terwijl ik wat dromerig naar de sierlijke vlammendans zit te staren.
Een half uurtje later beginnen m’n ogen te rollen en m’n hoofd te knikkebollen, tijd om ook naar bed te gaan.
Ik kijk op de klok, het is nog maar kwart voor twaalf, eigenlijk nog hartstikke vroeg. De muziek is al tien minuten geleden gestopt, het is nog steeds behaaglijk warm, het enige wat ik hoor is het zachte gesnor van de kachel, het getik van oma’s klok en verder vooral de vredige stilte van ons slapende huis.  
Shit, de honden  moeten er nog uit! Ik sta op en roep de honden, die net als ik met tegenzin voor de kachel vandaan komen om met mij mee de tuin in te gaan.
Het is een maanloze nacht, het is waterkoud, de rivier ruist onrustig en de silhouetten van de bomen om ons heen zijn diepzwart en dreigend. ’s Nachts wordt onze vertrouwde tuin een donker bos, ver van de bewoonde wereld. Brr, hier is het echt nacht!
Ineens begint Tess, die ook niet ver de tuin in durft, te blaffen. Op m’n hoede probeer ik iets in de duisternis te ontwaren, maar ik zie niets, ogenschijnlijk is er niets aan de hand.
‘Kom, we gaan gauw naar binnen hondjes!’ roep ik monter, ‘kom maarrr..’
Snel de deur dicht, lichten uit, naar boven en naar bed.

In de muziekkamer op de eerste etage, aan de voorzijde van ons huis, brandt nog licht en ik zie dat Henk z’n laptop niet heeft afgesloten.
Terwijl ik de klep van de computer dichtdoe, werp ik nog even nonchalant een blik naar buiten waar een eenzame lantaarnpaal het verlaten kruispunt voor ons huis zacht verlicht. En dan slaat mijn hart een paar slagen sneller van schrik.
Midden op het kruispunt staat een auto, doodstil te staan. De lichten zijn nog aan en schijnen een witte lichtbundel de berm in. De deur aan de bestuurderskant staat wagenwijd open. Binnen in de auto brandt licht en de auto is leeg.
Getver wat eng, wat is dit nu weer? Daarom moest Tess natuurlijk blaffen.
Wat heeft iemand nu op dit tijdstip hier voor de deur te zoeken? Het is echt vreemd want ik  zie ook niemand.
Om het wat beter te kunnen bekijken open ik het raam en aanvallend roep ik wat dreigend met een stoere stem: ‘Qui est là!?’
Er komt geen antwoord, maar ineens zie ik op de grond in de schaduw tussen het portier en de auto iets zwarts in beweging komen.   
Verrek daar ligt iemand op de grond naast die auto, denk ik verbaasd. ‘Qu’est-ce-que vous faites là-bas?’(wat doet u daar?) roep ik nog steeds wat dreigend maar toch ook enigszins ongerust.

‘Je suis handicapééé, je suis handicapéééé, aidez-moi’ hoor ik een oudere vrouwenstem bibberig uitroepen.
Shit ik moet iets doen, maar wat als het een valstrik is?,denk ik toch een beetje in vertwijfeling.
Sinds de twee inbraken in ons café enige jaren geleden, kan mijn fantasie nog wel eens met me op de loop gaan, zeker als het donker is, maar ik verman me. ‘Kom op niet zeiken Lies,’ spreek ik mezelf heldhaftig toe, ‘er is iemand in nood en het is in ieder geval een vrouw! Ik neem aan dat er geen roverbende verstopt zit achter de bosjes.’
De honden rennen blaffend met me mee het kruispunt op.
‘Wat is er aan de hand? Waarom ligt u hier naast de auto?’ vraag ik ongerust.
‘Aidez-moi, je suis handicapés,’ zegt de vrouw nog steeds met een bibberig stemmetje, ‘ik kan de auto niet meer inkomen.’ De honden lopen onrustig en nieuwsgierig rond de auto.  
‘Wacht even, ik help u zo, even de honden binnen opsluiten,’ zeg ik gehaast.
 
Ze is maar een klein vrouwtje, maar ze is behoorlijk aan de maat. En terwijl zij zich probeert op te hijsen aan de stoel en de deurpost, probeer ik haar aan haar dikke jas omhoog te trekken en haar tegen haar kont de auto in te duwen. Maar echt handig gaat het niet vanwege haar zwaarlijvige en weinig flexibele postuur en de autodeur die in de weg zit.
Haar jas en broek voelen klam en koud aan, haar handen zijn verkleumd.
‘Ik heb in m’n broek geplast,’ stamelt ze beschaamd. ‘Geeft helemaal niets hoor, madame,’ antwoord ik geruststellend.
Na enkele minuten sjorren, duwen en trekken zit ze hijgend klem achter het stuur. Ik ga aan de andere kant naast haar zitten. Nu zie ik haar pas echt goed. Het is een klein dik propje, vriendelijk vollemaansgezicht, kort grijs krullend haar en een rond zilverkleurig brilletje.
‘Ach mevrouw, wat is er toch allemaal gebeurd?’ vraag ik medelevend maar inmiddels ook erg nieuwsgierig.  
Wat doet zo’n lief oud omaatje, in hemelsnaam op dit tijdstip liggend náást haar auto voor onze deur; een plek in the middle of nowhere? Hoe lang ligt ze hier al in die kou? Bizar, terwijl ik eigenlijk maar zo’n tien meter van haar vandaan op de bank zat.
Ze is helemaal overstuur en praat verward van de hak op de tak: ‘Merci beaucoup madame, ik was bang dat God me kwam halen, niemand hielp me, ik riep en riep…, er kwamen twee auto’s voorbij en die reden gewoon door, ik ben verdwaald, ik ben ziek, ik heb diabetes, ik moet naar een dokter.’
‘Ach arme vrouw,’ leef ik mee.

Een auto passeert en ook deze rijdt met een stevige vaart gewoon door. Shit we moeten hier van dit kruispunt af, denk ik ineens praktisch, het is niet druk, maar toch gevaarlijk.
Maar hoe? De vrouw zit nu gelukkig weer in de auto, maar wel aan de verkeerde kant. Zij kan onmogelijk nog rijden en uitstappen en even omlopen zit er ook niet in.
Ik leg haar uit dat ik de auto veilig voor ons huis wil parkeren en dat ze dus van haar stoel af moet.
Ze begrijpt het, ik stap uit en moeizaam probeert zij haar rechterbeen over de versnellingspook te tillen. Wat een ramp, als een sausijsje zit ze klem achter het stuur, ik sleur weer aan haar arm en de kraag van haar gewatteerde jas.
Hoewel ik aanvankelijk denk dat dit niet gaat lukken, krijgen we haar rechterbeen over de pook getrokken en schuift ze na enkele tellen toch moeizaam op de andere stoel.

Eenmaal voor het huis geparkeerd kom ik erachter waar ze woont, het blijkt in een naburig dorp zo’n 8 kilometer verderop. ‘Mevrouw, ik zal mijn man wakker maken en dan rijd ik u naar huis.’
‘Nee, ik wil naar een dokter, ik heb mijn medicijnen niet gehad..’ zegt ze zwakjes.
Naar een dokter, jeetje, waar moeten we in hemelsnaam heen op dit nachtelijk tijdstip? Wat moet ik doen?
Ineens krijg ik een helder idee: ik kan les pompiers (brandweer) bellen natuurlijk.
De vrijwillige brandweer heeft hier in Frankrijk naast het blussen van branden ook nog de taak om mensen te redden en te vervoeren in hun aangepaste ambulanceauto.
‘Madame, blijft u hier even rustig zitten, ik ga naar binnen om de pompiers te bellen, alles komt goed,’ zeg ik geruststellend.
Binnen is het huis nog steeds warm, stil en vredig. Zowel Henk boven, als de honden voor de kachel zijn in diepe rust. Wat een bizarre situatie!
Ik bel de pompiers en leg het verhaal uit. De man aan de andere kant van de lijn vraagt ons adres en telefoonnummer en belooft dat ze zo snel mogelijk komen.
De pompiers, redders in nood! Het is toch geweldig! Wat zouden we hier in deze verlaten wereld zonder hen moeten, denk ik opgelucht.
Blij dat er hulp komt stap ik weer naar buiten, terug de koude auto in om samen met het omaatje hun komst af te wachten…  



8 opmerkingen:

  1. Dank je Joachim! ik had een 'klein' schrijversblokje.. ;-)

    BeantwoordenVerwijderen
  2. t'as fait le 15, 17 ou le 18 pour les avoir ?

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Nu willen we het einde natuurlijk ook weten!! groetjes, Margriet en Wim

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Ach gosh 't vrouwke. Tijd om een rollator of rolstoel aan te schaffen voor aangespoelde gehandicapten...

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Harry Burg Gulickx19 december 2015 om 08:35

    Wat een spannend verhaal! Moedig hoor om de mogelijkheid dat je in een val kon worden gelokt, achter je te laten en te gaan helpen. Was dat arme vrouwtje uit de auto gestapt omdat ze nodig moest plassen?
    Lies, ga door met schrijven. Ik lees graag meer van je.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Je maakt ons nieuwsgierig naar de afloop. Niet te lang wachten met het vervolg .

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Je maakt ons nieuwsgierig naar de afloop. Niet te lang wachten met het vervolg .

    BeantwoordenVerwijderen