Het is
eind juli 2014.
Als ik de telefoon opneem blijkt het Thierry te zijn. “Bonjour bonjour Lisbeth, comment tu vas?”
Klinkt het zangerig door de telefoon.
“Hé Thierry, ça va bien, et toi?” antwoord ik
vrolijk. Dit
zijn telefoontjes waar ik blij van word, Thierry kan voor mij niet vaak genoeg
bellen.
Er volgt een hartelijke begroeting waarbij van beide kanten aardigheidjes
uitgewisseld worden en dan wordt het tijd om ‘au point’ te komen, want Thierry
is de baas van een Frans organisatiebureau, dus als hij belt gaat het om werk.
Ik ben ontzettend blij met dit contact, want ondanks dat waarzeggen in
Nederland redelijk bekend en zelfs een tijd erg populair is geweest in de
entertainmentwereld, zijn de Fransen een stuk terughoudender. Maar Thierry ziet
mogelijkheden en is druk bezig om mij de Franse markt in te lanceren.
Toen we elkaar ontmoetten zo’n anderhalf jaar geleden, heb ik hem uitgelegd hoe
ik als waarzegster te werk ga en in mijn enthousiasme heb ik toen maar meteen verteld
dat ik ook workshops geef.
Hij was er direct in geïnteresseerd en nam het zelfs
op in het promotiemateriaal van mijn ‘act’.
Aangezien ik de laatste tijd erg druk ben met schrijven, dacht ik eigenlijk al
niet meer aan de Franse workshop.
Maar nu heeft Thierry dus een optie voor me, over twee maanden, half oktober in
Arras, noord Frankrijk.
Ik reageer enthousiast vanwege de aanbieding, maar van binnen slaat me de angst
om het hart.
Het lesmateriaal is volledig in het Nederlands daar heb ik niets aan, ik zal
alles eerst moeten vertalen, en een workshop geven in het Frans is toch nog wel
even iets anders dan een beetje leuk orakelen op een bedrijfsfeest. De
cursisten zijn boekhouders, ook dat nog!
Maar de grootste stressfactor is dat ik eind augustus een deadline heb voor m’n
boek, dus ik heb helemaal geen tijd om met die cursus bezig te zijn.
Dit alles werp ik vertwijfelt op, stiekem hopend dat ik eronder uit kan komen.
Thierry begrijpt me goed en zegt dat er eventueel ook een mogelijkheid is dat
ik gewoon als waarzegster werk maar dat de voorkeur uitgaat naar de workshop.
Ik vraag bedenktijd en beloof om de volgende dag terug te bellen.
’s Avonds bespreek ik het met Henk, maar eigenlijk weet ik het al, ik moet het
gewoon doen. Ik zou echt een sukkel zijn als ik deze kans liet lopen.
De volgende dag bel ik Thierry en zeg dat ik akkoord ga.
“Ach,” zegt hij, “het is nog een optie hoor, dus neem nu eerst de tijd voor je
boek en de deadline. Als de optie door
gaat heb je hierna nog een maand om aan de vertaling te werken, dat zal toch
wel lukken?” Ik geef toe dat het waarschijnlijk wel gaat en hij belooft om het
werk te corrigeren, voordat ik er definitief een boekwerk van maak. Perfecte
afspraak.
Inmiddels is het drie weken later en vullen mijn dagen zich met schrijven, de
deadline komt steeds dichterbij en het valt tegen. Het is mijn eigen schuld, ik
heb te lang gewacht, ik dacht dat ik die laatste hoofdstukjes wel even ‘snel’
op papier zou zetten aangezien ik al wist hoe ik zou gaan eindigen. Het is
alleen nog maar een kwestie van typen. Nou dat valt tegen! Een eind breien aan
een boek is niet eenvoudig en misschien ben ik bij deze hoofdstukken nog wel
kritischer dan bij de rest van het boek.
Kortom stress. Ik slaap slecht, ga dan m’n bed maar weer uit om weer wat te
schrijven en rond zeven uur duik ik, op van vermoeidheid, weer terug m’n bed in
om rond tien uur aan de koffie met Henk alleen nog maar te kunnen praten over
m’n boek, waarna ik weer achter de pc duik.
Henk is wederom erg lief voor me en heeft alle zorgtaken en het huishouden
tussendoor op zich genomen en heeft zelfs ook nog het geduld om mijn eenzijdige
interesse en gespreksstof aan te horen. Het is boek, boek, boek in huize
Arts. En titel. Die heb ik dus ook nog niet.
We hebben al vaag iets als ‘blues d’Auvergne’ bedacht, maar ik ben er nog niet
van overtuigd.
En dan gebeurt het, m’n arm begint te tintelen. Ik voel het wel maar negeer
het, maar in een paar uur gaat het steeds meer dreinen, een vervelend gevoel.
De volgende dag komen er nog steken in m’n onderarm bij en een enorm gevoel van
zwaarte. En dan gaat het snel. De pezen op m’n handen en onderarm voel ik
bewegen en branden, ook boven op m’n schouder brandt het, het is alles behalve
prettig.
Ik kan het ook niet meer negeren, het is pijnlijk en het leidt enorm af, zo kan
ik niet schrijven.
Ojee, denk ik in paniek. Dit zal toch geen RSI zijn? Na wat zoeken op internet
weet ik het zeker, het is een beginnende RSI.
Een van de redenen is overbelasting
door overmatig gebruik van de computer en geestelijk spelen zaken als stress
zoals ‘een deadline’ ook vaak een grote rol.
Het zal niet waar wezen! Denk ik schamper, Lies hoe cliché kun je zijn, heb jij
ook eens een deadline!
Hoe is het mogelijk, ik zit al jaren ontzettend veel achter de pc te typen, nooit
een probleem.
Noem het een deadline en het gaat mis.
Maar ondanks dat ik dit dus echt niet bij mezelf vind passen, heb ik het dus
wel.
“Henk, ik heb een RSI arm,” zeg ik paniekerig als ik beneden kom, “oh en m’n
boek is nog steeds niet af! Wat moet ik doen? Ik zit ook niet goed, m’n tafel
is veel te hoog.”
Samen bedenken we dat het misschien beter gaat als ik met een laptop op schoot werk,
dan hangen m’n armen naar beneden. Bijkomend voordeel is dan ook dat ik lekker
buiten kan werken.
Zorgzaam als hij is haalt Henk de laptop naar buiten, legt een stroomdraadje
aan en zo word ik vorstelijk met laptop en broodplank op schoot in de tuin
geïnstalleerd.
En, het helpt. Ik voel direct dat mijn armen en handen ontlast worden.
Een week zit ik al zo te typen, soms buiten, soms binnen en ik merk dat de
klachten verminderen. Ook vordert mijn verhaal waardoor ik er vertrouwen in
heb dat het manuscript op tijd af komt. Henk is inmiddels aan het muziekstuk
begonnen. Net als in m’n eerste boek zal hij een muzikaal voorwoord schrijven.
De titel heb ik ook gevonden, het einde komt nu echt in zicht, nog twee dagen werken en
dan is mijn boek klaar schat ik in.
Ook m’n arm gaat beter en ik kan ook alweer enkele uurtjes achter m’n eigen bureau
zitten. Dat werkt toch het fijnste.
De telefoon gaat. Het is Thierry, hij heeft goed nieuws; de workshop gaat door!
En terwijl ik enthousiast reageer dat dit geweldig is, voel ik de moed zo weer
in m’n arm zakken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten