Die man terug roepen, is het eerste wat in me opkomt. Gehaast spring ik uit
m’n auto om hem en zijn dochter achterna te rennen maar zie direct dat dat geen
zin heeft, ze zijn al door de draaideuren verdwenen.
Wat nu? Bellen! Zijn nummer staat natuurlijk nog in mijn mobiel, oh als ze
nog maar niet weg zijn!
Ik probeer het nummer terug te zoeken maar door de zenuwen druk ik steeds op
verkeerde knopjes.
“Ik zie ook niets!” roep ik geërgerd uit en vervloek nu ook mijn ijdelheid want
hierdoor heb ik natuurlijk geen leesbril bij de hand.
Terwijl ik zo aan het tobben ben schiet er een ontnuchterend stemmetje door
mijn hoofd:
“Wat moet die man nu voor je doen? Het is iemand die met je meegereden is, je
kent hem maar amper. Hij is niet verantwoordelijk voor jouw probleem!”
Ik staak m’n verwoede zoekpoging.
Inderdaad, wat heeft die man met mijn probleem te maken, hij en z’n dochter
zijn gewoon aangekomen op de afgesproken plaats van bestemming, meer belangen
heeft hij niet.
Opeens overzie ik het bizarre van deze situatie en begin te grinniken. “Hoe is
het mogelijk, wat een timing!” roep ik verwonderd uit.
Eigenlijk heb ik een ontzettende mazzel gehad, dit had ook onderweg kunnen
gebeuren! Dat was pas een ramp geweest. Stel je toch voor dat zij met hun
keurige koffers, naast deze oude auto, langs de kant van de péage hadden
gestaan.
Ik moet er niet aan denken! Zij reizen nu nietsvermoedend verder en weten niet half aan welk ongemak ze
ontsnapt zijn, gelukkig maar!
Maar ondanks dit geluk bij een ongeluk, dringt toch al vrij snel mijn eigen
realiteit tot me door. En zeker na de gezellige autorit komt die extra hard
aan; zij reizen gemoedelijk door en ik sta hier alleen op het vliegveld ‘Charles
de Gaulle’ met autopech en ik zal dit zelf op moeten lossen.
Ik bel Henk om te zeggen dat ik voorlopig nog niet thuis ben. “Ik kan niet meer
schakelen net als de vorige keer bij Vichy,” zucht ik mismoedig.
Henk uit een paar hartgrondige vloeken. “Wat een klote situatie! En ik kan weer
eens een keer niets doen hier zonder auto, ach Lies toch, ik heb met je te doen!”
“Tja,” antwoord ik gelaten, “Ik ga AXA maar weer bellen, ik houd je wel op de
hoogte.”
AXA belooft een dépannage wagen te sturen. Het is twee uur ’s middags en het
wachten gaat beginnen.
Ik eet mijn twee meegenomen Nederlandse boterhammen met kaas en beslis dat ik
de auto bij een sloop af laat leveren, ik heb er zo vreselijk genoeg van om met deze onbetrouwbare auto te rijden. Dan maar geen auto meer! Okee we hebben geen geld voor een nieuwe maar er zal wel
weer een oplossing komen. Alles beter dan dit wrak!
Ik heb het nog niet gedacht of de telefoon gaat, het is Henk; “Lies, moet je horen!” zijn stem
klinkt opgewonden, “Ik heb met Door gesproken en ze heeft gezegd dat ze haar
oude auto aan ons wil schenken, is dat niet fantastisch?”
“Wow, ” roep ik verrast uit, “dat is geweldig, wat ontzettend lief van haar!”
Dorien is Henks dochter en heeft onlangs een nieuwe auto gekocht, blijkbaar
heeft ze haar oude niet ingeruild en die wil ze nu dus aan ons geven. Maar zo
oud is deze auto helemaal niet, het is een zeer goed onderhouden citroen C1,
nog maar acht jaar oud, wat een geluk is dit!
Rond vijf uur ’s middags, bijna drie uur later, sta ik met drie zware tassen en
een basgitaar die ik eigenlijk in Nederland had willen verkopen, langs de kant van de weg voor het autodepot te wachten op een
taxi. De dépanneur is zojuist weggereden, alles is stil en verlaten.
Mijn reisdoel is omgegooid. AXA kan mijn terugreis naar huis niet meer regelen
omdat het al te laat is. Volgens hen kan ik onmogelijk de laatste trein naar
Vichy van zes uur 's avonds nog halen.
Eigenlijk helemaal niet zo erg want ik kan beter naar Nederland teruggaan om
onze ‘nieuwe’ auto op te halen. Nu hoort reizen buiten Frankrijk niet bij de
verzekeringsservice, maar tot Lille willen ze wel een ticket voor me regelen.
Twintig minuten later komt de taxi en die brengt me
weer terug naar waar mijn ‘pech’ begon; het treinstation van ‘Charles de Gaulle’.
Mijn ticket, eerste klas, ligt al klaar bij het loket, maar de trein gaat pas
over anderhalf uur. Wachten maar weer.
Het is vermoeiend maar ik kijk wel m’n ogen uit. Wat leuk om weer eens op een
station te zijn, ik realiseer me dat het zolang geleden is dat ik met de trein
gereisd hebt, nog erger zelfs, er überhaupt één gezien heb. Net zoals reizende
mensen, zakenmannen en vrouwen, mensen in chique kleding, stelletjes, ouderen,
jongeren, toeristen, mensen uit andere landen.
Door al die afleiding gaat de tijd toch nog betrekkelijk snel en rond zeven uur
’s avonds stap ik in de TGV.
Een uur later kom ik aan in Lille en koop een treinkaartje Antwerpen. In
principe kan ik nu over twee à drie uur in Nederland bij m’n ouders zijn.
Maar dat valt tegen! De eerst volgende trein naar Antwerpen gaat pas om tien
uur vanavond. Dit betekent dat ik twee uur moet wachten, wat redelijk vervelend
is, maar nog erger, dat ik dan pas rond kwart over twaalf in Antwerpen aankom.
En dan rijden er dus geen treinen meer naar Nederland.
Stranden in Antwerpen, dat kan er ook nog wel bij, nota bene veertig minuten
van mijn eindbestemming. Aangezien ik ook nog eens geen geld heb voor een hotel
vrees ik dat ik de nacht op het station van Antwerpen door zal moeten brengen, een
niet al te rooskleurig vooruitzicht.
Maar voorlopig ben ik nog wel even in Lille.
Nu zijn er twee stations in Lille en het blijkt dat mijn trein juist vanaf het
andere vertrekt.
“Oh, het is niet zo ver hoor, zo’n tien minuutjes lopen,” zegt de vriendelijke loketjongen.
Ik sjok onhandig met m’n zware tassen en de basgitaar naar het andere station. Me
haasten hoeft niet, dat is dan weer een geluk.
Er is een grote wachtruimte waar ik kan gaan zitten. Wat een dag!
Ondertussen begint de vermoeidheid aardig toe te slaan.
De korte nachtrust, m’n vroege vertrek, het wachten en het zeulen met de zware bagage
en de toch steeds wisselende emoties, beginnen hun tol te eisen.
Ik ben vanochtend pas vertrokken maar ik heb het idee dat ik al dagen onderweg
ben.
Wat suf zit ik in de wachtruimte mijn tijd uit. Het is een verloederd gebeuren.
Een tandeloze junk komt naast me zitten en probeert contact te maken. Ik doe
net alsof ik heel druk bezig ben met mijn telefoon, pff, daar heb ik even helemaal
geen zin in!
Als hij het na een half uur opgeeft en wegloopt, biedt hij me op de valreep nog
een slaapplaats aan, als ik die toevallig zoek. Ik bedank hem vriendelijk maar
houd resoluut afstand.
Net als ik zo’n half uurtje in de trein zit richting Antwerpen en wat probeer te slapen zodat ik
straks de zware nacht kan trotseren, hoor ik de luidspreker kraken en begint
een mannenstem in het Vlaams te spreken;
“Dames en heren, in verband met ‘de werken’ aan het spoor zal deze trein niet
verder rijden dan Waregem.
Voor de reizigers in de richting van Gent en Antwerpen staan er bussen klaar
die u verder zullen vervoeren tot Deinze, alwaar u wederom de trein kunt nemen.”
Hoe is het mogelijk!
Het treinstel met voornamelijk Vlamingen raakt in rep en roer. Wat is dit nu?
Verontwaardiging verbroedert direct en iedereen staat wat met elkaar te
overleggen wat er nu moet gebeuren.
Een aardig uitziende jongeman, die naar Gent moet, loopt verdwaast door de
coupé. Hij heeft vriendelijke ogen. Als de trein stopt vraag ik hem om samen op
te lopen. Ik heb de hele week al last van een concentratieprobleem en nu ik ook
nog zo moe ben, vrees ik dat ik de verkeerde kant op zal lopen en de bus missen,
dat zal je net zien.
Hij draagt m’n zwaarste tas en helpt me instappen.
De bus zit zo goed als vol en wij kunnen nog net een plaatsje bemachtigen bij het
draaischarnier van de verlengde bus.
Alsof we achterna gezeten worden scheurt de chauffeur als een razende over de
donkere wegen, bij elke bocht draaien mijn tassen en de gitaar alle kanten op,
ik heb de grootste moeite om alles bij elkaar te houden.
Waar we precies rijden kan ik niet zien want het regent en alle ramen zijn
beslagen.
Waar ben ik nou toch weer in beland, dit bedenk je toch niet?
Rijd ik hier in
een aftandse bus te jakkeren over het Vlaamse platteland terwijl ik nu lekker
met Henk gezellig bij het open haardvuur zou moeten zitten.
Bij Deinze staat een trein klaar en de jongen en ik gaan weer bij elkaar zitten
en beginnen een gesprekje. Hij is werkelijk aardig maar een wat vaag figuur
is hij wel. Hij spreekt wat zacht en lijzig en natuurlijk Vlaams, soms moet hij
ineens zomaar wat grinniken, ik moet erg m’n best doen om hem te verstaan.
Het blijkt dat hij vanuit Calais zwartrijdend aan het terugreizen is. Dat
verklaart zijn zenuwachtige gedrag. Hij heeft daar een weekend in een kraakpand
tussen illegale vluchtelingen doorgebracht.
Hij is een Belgische vriend die arts is op gaan zoeken. Hij vertelt hoe het
leven bij die mensen er aan toe gaat. Dat ze leven in kraakpanden zonder
elektriciteit en water, dat er regelmatig invallen zijn van extreem rechtse
groepjes die hen molesteren. Maar ook het leven van die mensen zelf, de
erbarmelijke omstandigheden waarin ze leven, de risico’s die ze nemen door op
de meest onmogelijke en gevaarlijke manieren te proberen naar Engeland over te
liften, de verveling omdat ze illegaal zijn en niet mogen werken. Het is een
heel erg heftig weekend voor hem geweest, hij is doodop. Wat leuk denk ik, dit
is duidelijk een sociaal geëngageerde jongen.
Ook ik vertel hem over mezelf, dat ik in Frankrijk woon maar soms nog in
Nederland werk en hoe mijn reis terug naar huis vanmorgen in Brabant begonnen
is maar dat deze helaas, zo’n vijftien uur later, jammerlijk op het station van
Antwerpen zal gaan eindigen. Bijna weer terug bij ‘af’.
Het microfoontje van de trein begint te kraken en een stem zegt; “Dames en
heren, over enkele minuten zal deze trein het station van Gent bereiken. Dit is
tevens het eindstation dus wij verzoeken u allen de trein te verlaten.”
“Het is niet waar!” roep ik verbijsterd uit.
De jongen leeft met me mee en zegt wat aarzelend dat ik anders ook wel bij hem
thuis mag slapen.
“Zo, dat is wel heel erg aardig!”
antwoord ik verrast maar ik krijg geen tijd om er verder op in te gaan want juist
op dat moment komt een conducteur voorbij lopen. Ik spreek hem aan : “Ik moet
naar Antwerpen, hoe moet ik daar nu komen?”
De man kijkt in zijn dienstregeling en zegt: “Er rijden geen treinen meer naar
Antwerpen.”
“Ja maar, ik heb hier wel een ticket tot Antwerpen!”
“Ze hadden u vanaf vanmiddag helemaal geen ticket meer mogen verkopen, mevrouw. Zij
moesten weten van ‘de werken’! Waar heeft u uw ticket gekocht?”
“Lille.”
“ Ja, dat is Frankrijk hè, die doen maar wat!”
“Maar, in de trein is ook nog door uw Belgische collega’s omgeroepen dat de
reizigers gewoon naar Antwerpen door konden reizen,” verdedig ik mijn Franse
aankoop. “Ja dat kan ik natuurlijk niet weten mevrouw!”
Ik krijg bijval van de jongen en enkele mensen die ook in die trein hebben
gezeten. De conducteur is een vriendelijke man en gaat overstag. “In dat geval
heeft u recht op een taxi!” zegt hij resoluut, “Gaat u alvast maar naar het
perron, daar loopt mijn collega, hij zal u verder helpen. Ik moet de trein nog
afsluiten, ik kom zo ook naar u toe.”
De jongen en ik lopen het perron op. Inmiddels is het ook beter tot me
doorgedrongen dat hij me een
slaapplaats aangeboden heeft en dat is wel iets aanlokkelijker dan een nacht op
het station van Antwerpen slapen of in een verlopen kroeg rondhangen. Of ik nu in Gent strand
of in Antwerpen, dat maakt ook niet meer uit.
“Ik zeg hem dat ik van zijn aanbod gebruik wil maken, maar dat ik wel mijn
ticket om wil zetten naar morgen, ik heb er per slot van rekening voor betaald!
Een dikke perronchef komt aanlopen. Het blijkt een nogal starre slecht
luisterende man te zijn.
Ik leg hem het verhaal uit en zeg dat ik op grond van dit alles recht heb op
een taxi, dat ik die niet wil omdat ik besloten heb om bij die jongen te
overnachten, maar dat ik dan wel een ticket voor morgen wil.
De perronchef begrijpt het niet. “Nou mevrouw, u heeft geen recht op een taxi ,
het is u eigen verantwoordelijkheid! U had het moeten weten, die ‘werken’ staan
al weken aangekondigd.”
“Ja maar, ik ben Nederlandse en ik kom hier nooit!” werp ik verbaast tegen.
Hoe verzint die man het!
“Maar ik wil helemaal geen dure taxi,” zeg ik nogmaals, “ als u mijn ticket
verlengt dan is het al goed!”
De aardige conducteur komt aanlopen en de perronchef wendt zich tot hem. “Weet
jij hier iets van?”
“Ja, deze mevrouw heeft recht op een taxi,” antwoordt de conducteur.
De mannen overleggen de situatie.
“Ja maar uh….” probeer ik er tussen te komen.
Ik word genegeerd en de chef pakt zijn portofoon en zegt. “Ja hallo, hier moet
een taxi komen voor den Antwerp!” De aardige conducteur zwaait en loopt door.
“Zo dat is geregeld mevrouw,” zegt de perronchef zelfvoldaan over zijn
generositeit.
“Ja maar, ik wil helemaal geen taxi!” roep ik uit.
De man negeert me nog steeds. “Zij wil helemaal geen taxi!” herhaalt de jongen
in het Vlaams.
Dat heeft effect!
De man kijkt verbluft, grijpt weer naar zijn portofoon, “Ja hallo, hier geen
taxi voor den Antwerp!”
De jongen en ik schieten in de lach. Wat een kolder!
Het duurt hierna nog zeker vijf minuten voor het tot de perronchef doordringt
dat ik bij die jongen, hier in Gent blijf slapen en dat ik een ticket wil voor morgen. Maar
ik krijg het.
Dit is ook de laatste daad van de man voor vandaag, zijn werkdag zit erop. Gezamenlijk
lopen we richting de uitgang van het station.
“Zo, dat is wel bijzonder attent van u
om deze mevrouw een slaapplaats te bieden. Dat zie je niet vaak meer
tegenwoordig!” zegt de perronchef complimenteus, “ nou petje af hoor! En dan
nog wel aan een Nederlandse!”
De volgende ochtend om acht uur bel ik Henk, “Jij raadt
nooit waar ik ben.”
Dat weet hij niet en kan hij ook niet weten, want bij hem lag gisteravond de internet-
en telefoonverbinding er weer uit, dus we hebben al een tijdje geen contact
meer gehad.
Ik heb hem nog wel een sms gestuurd dat alles in orde was en dat ik vanmorgen
zou bellen. Om niemand wakker te maken
als er gebeld zou worden, heb ik vannacht mijn mobiel uitgezet.
“Lies waar ben je dan?” antwoordt hij redelijk ongerust, “Ik heb vannacht geen
oog dichtgedaan!”
“Nou, ik lig ergens in Gent in een studentenwoning op een stretcher,” zeg ik zo
zacht mogelijk door de telefoon. “In Gent?” roept Henk verbaast uit, “je zou
toch naar Antwerpen gaan?”
Ik moet lachen, in gedachte zie ik zijn verblufte gezicht voor me.
“Ja, bij een jong stel, hem heb ik in de trein ontmoet en weet je, zijn vriendin studeert
jazzpiano op het conservatorium hier in Gent, is dat niet leuk?”zeg ik vrolijk.
Henk begrijpt, gezien de omstandigheden waar ik in zit, mijn enthousiasme niet
helemaal, maar is toch blij dat ik in ieder geval veilig ben en ook nog in een bed geslapen heb
vannacht. Ik zeg hem dat ik hem later, als ik weer bij m’n ouders ben bel om helemaal 'bij' te kletsen..
Het jonge stel komt nu ook uit de slaapkamer te voorschijn. We drinken nog
gezellig samen koffie, de jongen is inmiddels ook minder vaag, hij moet gisteren ook echt heel erg moe geweest zijn. We praten over muziek en de Belgische spoorwegen. Het meisje blijkt half Nederlands te zijn en heeft een ontzettend nuchtere humor, het is haast te gezellig om te vertrekken. Maar een uurtje later dan ik had gepland maak ik toch aanstalten om te gaan.
Ik nodig ze uit om zeker eens bij mij en Henk in de Auvergne te komen logeren. We wisselen email adressen uit en
zeggen dat we contact houden.
Blij over zoveel hartelijkheid neem ik de tram naar het station. Dit keer gaat
mijn reis voorspoedig. De trein naar Antwerpen komt vrijwel direct. In de trein
raak ik aan de praat met een vrouw die woont in Gent en werkt in Antwerpen. Vanwege de basgitaar
vraagt ze of ik muzikant ben. Honden, baby's en muziekinstrumenten nodigen altijd uit tot een praatje. Haar zoon is namelijk ook muzikant en daar is ze
duidelijk trots op.
Het klikt direct tussen ons en we kletsen honderduit, ook
zij heeft weer een opmerkelijk persoonlijk verhaal te vertellen. Ze is bezig
een gezondheidscentrum op te zetten en heeft daar aardig wat financiële risico’s
voor genomen. Dit is wel spannend maar het is haar droom.
Op het station in Antwerpen geven we elkaar drie wangkussen ter afscheid, we
wensen elkaar veel succes met onze plannen en ideeën en beloven dat we contact
zullen houden.
De trein naar Breda laat nog wel een uur op zich wachten, maar het deert me
niet. Ik voel me een ontzettend gelukkig en bevoorrecht mens.
De laatste vierentwintig uur waren erg vermoeiend maar zeer ontwapenend. Ik heb
weer eens gevoeld dat ik prima voor mezelf kan zorgen als de nood aan de man
komt maar ook dat er zoveel leuke, hartelijke en lieve mensen zijn, die graag dingen
met je willen delen.
Maar je moet er wel voor open staan. Ineens zie ik het heel helder. Als je jezelf
veroordeelt of schuldig voelt, gevoelens waar ik de afgelopen week heel erg door werd overvallen, sluit je juist af en verliest het leven zijn
glans.
_______________________________________________________________________________
In 2007 ben ik
samen met Henk (contrabassist) verhuisd naar het Franse
platteland.
Over deze wonderlijke periode heb ik een boek geschreven:
Ben je geïnteresseerd? Via deze linken kun je het bestellen:
Bol.com boek € 16,95
Ebook ebook: €4,99
uitg.: Vandorp educatief/ Grenzeloos
Het verhaal over een waarzegster en een muzikant die samen hun geluk in
Frankrijk willen beproeven om daar een centrum voor muziek en
levenskunst op te zetten.
Als Lies op een avond Henk ontmoet slaan de vonken direct over. Behalve
hun artiestenbestaan blijkt al snel dat ze ook hun passie voor Frankrijk
delen.
Het begint met dromen over 'later als...' maar hun
enthousiasme haalt de droom in. Samen storten ze zich in het avontuur en
belanden van het ene toeval in het andere.
Een verhaal vol humor, over passie en durf,
dromen en aanpakken, liefde en loslaten maar vooral over verwondering.
Wat kan er veel gebeuren als je gewoon ‘ja’ durft te zeggen! Zij gaan er
in ieder geval vanuit dat hun idee fantastisch is en alle
gebeurtenissen lijken dit ook te bevestigen…
Deel twee komt uit in september/ oktober 2014