donderdag 17 januari 2019

Enge stinkbeesten

De ochtend is vandaag begonnen met een zonnetje dat gezellig door de ramen naar binnen schijnt. Na dagen van mist, kou en motregen is dit een geschenkje uit de hemel en goedgemutst ga ik m’n werkkamer in om aan de Franse les te beginnen.
Op het moment dat ik mijn handen op het toetsenbord wil plaatsen om het computerwachtwoord in te typen deins ik van schrik achteruit, “Getver!” roep ik geïrriteerd uit richting de keuken onder mij, “Henk, er zit wéér zo’n beest!
En ook nog precies op mijn toetsenbord, het lijkt wel of ie het erom doet!”
Er gaat een rilling over m’n rug en gruwelend sta ik op om in de wc een stukje toiletpapier te halen waarmee ik het beest tussen m’n vingers kan vermorzelen.

 Gelukkig is het nu januari, winter en zijn ze zo sloom dat je ze zo kunt pakken. Een werkje van niets, waar ik inmiddels zo geroutineerd in ben geworden dat mijn aan paniek grenzende reactie een beetje ‘overdone’ kan overkomen. Wat kan zo’n klein beestje nou voor kwaad doen, zeker als je het zo kan oppakken en verwijderen?
Nou voor mij is het beestje in mijn fantasie uitgegroeid tot ‘een eng monster’ ; een ‘vies kwaad’ van twee cm lang met sprieten dat al bijna niet meer weg te denken is uit ons huishouden.
En daar zit dan ook direct de reden van mijn paniek. Oh, ik ben zo bang dat we er nooit meer vanaf komen! En dat ik daar reden voor heb is wel duidelijk gezien het feit dat er vandaag dus, ondanks de winter, toch weer één op mijn bureau zit. Ze zouden nu toch gewoon dood, of met hun winterslaap bezig moeten zijn.

Twee jaar geleden kwamen ze voor het eerst ons huis en ons bewustzijn binnenkruipen. Of eigenlijk al wel een paar jaar eerder toen we er enkelen op onze zolder aantroffen. We hadden geen idee wat het voor beestjes waren, even twijfelden we of het de voor het huis gevaarlijke boktorren zouden zijn. Gelukkig waren deze dood en wij hadden genoeg aan ons hoofd dus lieten we het erbij, dood konden ze in  ieder niet veel kwaad meer aanrichten.
Maar twee jaar geleden dus, waren ze ineens  in levende lijve aanwezig.
Het was rond oktober.
In eerste instantie was het een enkeling die tegen het raam zat.  Het was ook alleen maar op de tweede verdieping, onze slaapetage.  Ook toen waren ze sloom dus we konden ze voorzichtig met een papiertje naar buiten schuiven.
Maar in de weken die volgden werden het er toch iets meer. Benieuwd en ook wel bang dat het de gevreesde boktorren zouden zijn, maakte ik een foto van het beestje en ging ik op internet speuren wat voor soort het was.
Het bleken geen torren maar wantsen te zijn, de bladpootwants wel te verstaan.
Heel veel kon ik niet over de beestjes vinden behalve dan dat ze nog niet zolang in Europa aanwezig zijn.
Rond 2006 werden ze voor het eerst gesignaleerd ergens in Italie geloof ik. Ze komen uit Noord-Amerika. Leven in naaldbossen, waar ze zich voeden met het sap uit dennenappels, ze zijn niet agressief, bijten of steken niet en zijn dus onschadelijk voor de mens.
 Het enige minpuntje wat ze hebben is dat ze graag in een beschutte omgeving willen overwinteren, in huis bijvoorbeeld. Aangezien de halve Auvergne bedekt is met dennenbomen en wij er midden tussenin wonen is het dus niet zo vreemd dat het beestje ons huis inmiddels ook gevonden heeft.

In eerste instantie was ik opgelucht, hoewel ik na wat verder speuren op youtube toch wel verontrustende filmpjes tegenkwam. Er was één filmpje waar in Amerika, een huis  midden in een bos  getoond werd dat aan de buitenkant ‘zwart’ zag van die beestjes die allemaal naar binnen wilden. ‘Stinkbugs’ worden ze daar genoemd. Nou daar waren wij ook al achter: die beesten verspreiden een geur op het moment dat ze zich in gevaar wanen, op zich voor het beestje geen slechte reactie. Maar ze doen het ook als je ze doodknijpt en dat zou toch niet nodig zijn.
In het begin vond ik het nog niet echt stinken, een soort lucht van ‘groene appeltjes’ , maar er zit toch een ranzig randje aan die geur. Bij de één is dat sterker dan bij de ander en naar mate ik er steeds meer in huis tegenkwam hoe smeriger ik het vond worden. Toch wel wat ongerust door het filmpje en de hoeveelheid beestjes in onze slaapkamer waren we begonnen om ze toch gewoon te killen, gewoon met papiertje in de hand , want opstofzuigen durfde ik niet, veel te bang dat ze dan weer die zak uit zouden kruipen.
Maar dat was twee nazomers geleden.

Afgelopen najaar begon het allemaal anders. Veel vroeger in het jaar, eind augustus vlogen de eersten binnen.
Het was nog warm buiten dus alle ramen van onze slaapkamer stonden uitnodigend open. Als het nog warm is zijn ze blijkbaar veel actiever en doordat ze heel goed kunnen vliegen hopten ze vlijtig onze slaapkamer door.
De ellende begon.
De ramen gingen natuurlijk dicht! Maar nu hebben wij zo’n oud niet geïsoleerd huis dus daar lieten ze zich niet door weerhouden. Elke dag wisten toch wel minstens zo’n dertig beestjes zich door de raamkozijnen heen te wurmen. Voordat we gingen slapen moesten Henk of ik eerst op wantsenjacht. En wat een stank gaf dat! En de ramen moesten potdicht blijven natuurlijk.
Als ik al een raam opende dan vielen er zo een clubje van zes, acht of tien samengeklitte wantsen de kamer in en dan moest ik snel zijn om ze allemaal te pakken te krijgen.

Hier ontstond mijn gruwelfobie voor die krengen.
Overdag ging dat dan nog wel maar ’s nachts was een ramp want in tegenstelling tot vorig jaar was  deze lichting heel avontuurlijk. Ondanks mijn gespeur voor het naar bed gaan, wisten er zich toch altijd wel één of twee aan mijn aandacht of mijn grijphandjes te ontsnappen.
Hoe vaak was het niet dat ik in paniek opsprong uit bed. “oh… ik ruik zo’n beest!”
“Oh, Lies, laat toch gaan,” zuchtte Henk menigmaal naast me. “Ze zijn er nou eenmaal, maar ze doen toch niets? Je kunt wel aan de gang blijven!”
“Laten gaan? NOOIT!”, kreeg hij dan weer de wind van voren terwijl ik de dekens omhoog hield en mijn ogen centimeter voor centimeter het bed afzochten.
En ja hoor daar zat ie dan, naast m’n kussen bijvoorbeeld. Ik kreeg er wat van, bij elk beweginkje rondom mijn kussen zat ik weer rechtop in bed.
Ik raakte er steeds meer door geobsedeerd want inmiddels waren ze niet meer alleen in de slaapkamer te vinden, overal door het huis heen kwam ik ze tegen. Bang om ze dan ’s avonds weer bij ons bed aan te treffen greep ik weer naar een wc rol die inmiddels overal verspreid door het huis lagen.

Rond eind september begon het ook buiten een probleem te worden. Op een dag ontdekte ik er één in het wasgoed dat lekker fris en schoon aan de waslijn hing. Ik was al halverwege met afhalen toen ik die ene dus in een t-shirt zag zitten. De schrik sloeg me om het hart! Oh god, als ze ook maar niet in de rest zitten… en ja hoor! Gemiddeld twee per kledingstuk, goed verscholen in broekspijpen, mouwen en andere beschutte plekjes.
Gelukkig had ik ze onderschept, maar de lol aan het wassen, zo’n beetje het enige huishoudelijke karweitje wat ik echt leuk vind, werd hier in één klap door verpest!
Ik kon het werkje ook niet aan Henk overdragen, want die inspecteerde niet nauwkeurig genoeg naar mijn mening en hiermee was het dus echt mijn probleem.
Ergens begin oktober, waren ze gedurende enkele dagen bijzonder frivool, ze vlogen in grote getale heen en weer in de tuin, tussen de bomen en het huis. Op mijn lievelingsplekje onder de lindeboom, naast de coniferenheg  vlogen ze zelfs tegen je aan en bleven dan haken in je kleding. Buiten was er geen lol meer aan.

Gelukkig moest ik voor mijn NLP opleiding een week naar Avignon, dus zou ik even rust krijgen. Maar zelfs daar achtervolgden ze me. Op de dag van vertrek ging ik ons camperbusje inruimen en toen zag ik ze… op de kussens van het bed. Wat stom dat ik daar niet aan gedacht had!
“Oh Henk, nu zitten ze ook nog hier in!”jammerde ik zielig en boos, “ik word er gek van! Oh en ik moet zo vertrekken om op tijd bij de camping aan te komen! Wat een gezeik! Kutbeesten!!” schreeuwde ik hartgrondig.
Geduldig hielp Henk me alles uit de bus te slepen en uit te kloppen. Wat moesten we anders.
 Wat later dan gepland, enigszins gerustgesteld vertrok ik naar het zuiden. Daar onder de platanen was van een bladpootwants geen spoor te bekennen. Behalve dan die vijf die toch nog tussen de kieren van de auto met me meegelift waren.
Bij thuiskomst was de situatie nog steeds hetzelfde. Een voor logés bedoelde caravan in onze tuin zat helemaal vol met die beesten. We zouden bezoek krijgen en Henk was een dag bezig  om de hele caravan leeg te halen en alles van boven tot onder te stofzuigen, dat moest wel zo want met het papiertjes doodknijpen was een onbegonnen werk. En steeds als hij dacht dat hij ze allemaal had, kwamen er weer enkelen tevoorschijn.

En nu is het winter en sinds het echt koud werd zien we ze niet meer. Voorzichtig hebben wij boven de ramen weer op een kiertje open.
Einde wantsenverhaal voor dit jaar! We hebben de herfst overleefd met die beesten.
Veel ongemak, maar we konden ons huis deze winter uiteindelijk met veel gedoe toch een soort ‘wantsenvrij’ houden, daar ben ik heel blij om!
Volgend jaar gaan we het anders aanpakken. Henk is van plan om voor alle ramen op de slaapverdieping horren te maken.  Dan kunnen we in ieder geval wel rustig slapen en frisse lucht binnen laten.

Maar ik ben bang!
Want vandaag, een wat minder koude winterdag met een zonnetje zaten er toch weer een paar binnen. Daarbij deden we vorige week nog een andere heel vervelende ‘wants ontdekking’.
Na een hele lange tijd niet meer op zolder te zijn geweest  wilde ik er iets gaan halen. Nietsvermoedend deed ik de deur naar zolder open. De ‘appeltjeslucht’ kwam me tegemoet en daar lagen ze, op de trap… honderden dode wantsen.
De eerste treden heb ik opgeveegd maar het was eind van de middag en omdat het donker werd staakte ik het werkje en deed de deur dicht. Sindsdien durf ik het niet meer onder ogen te komen, ik ben er zo vies van!
We hebben een pannendak zonder isolatie, dus ze zijn blijkbaar overal doorheen komen.

Henk die inmiddels wel op zolder is geweest zegt dat er duizenden liggen en allemaal dood.
En dat is gek, vind ik. Waarom moeten ze zo massaal binnenkomen om te overwinteren als ze toch doodgaan?

Internet biedt geen uitkomst. Er wordt zo weinig over die beesten geschreven.
Over de situatie hier in Frankrijk kan ik niets vinden.
Blijkbaar vindt niemand het nodig om een alarmbel te laten rinkelen. Ik heb het hier in de buurt nagevraagd. Er zijn zeker mensen die er ook last van hebben maar men doet toch wat laconiek over die punaises, zoals ze die hier noemen.
Een paar Nederlandse natuurfreaks die het blijkbaar ook opgevallen is dat er in Nederland bladpootwantsen rondvliegen, melden er iets over op hun blog.
Ze spreken over ‘enkelen’ , en vooral over het feit dat het beestje onschuldig is.
Nadrukkelijk zijn er een aantal voor die beestjes op de bres gesprongen door erop te hameren dat je ze gewoon moet laten leven. Als je er last van hebt zet je het exemplaar gewoon buiten.

Nou bij mij gaan ze eraan!
Ik walg van die beesten. Wij hebben er last van!
Dit heeft niets meer te maken met een beestje buiten zetten. Wij kunnen toch echt spreken van een plaag!
Ik vrees voor de toekomst, we kunnen moeilijk die beesten met bestrijdingsmiddelen gaan te lijf gaan.
Hele bossen benevelen, dat is geen oplossing en zou ik niet willen!
Maar zover ik het nu kan vinden op internet, heeft de bladpootwants geen noemenswaardige natuurlijke vijand. Ik hoop nog dat de vorst iets voor ons kan doen, maar ja met die opwarming van de aarde ben ik bang dat we weinig kans maken.

 Hoe gaat dit aflopen?
Alhoewel ik geen idee heb op wat voor manier,  voorzie ik een ramp!
Ineens moet ik aan de bijbel denken. Daar stond toch ook iets over insectenplagen? Waren het geen sprinkhanen?  De strekking van het verhaal mag ik even kwijt wezen maar volgens mij zat er een bedoeling achter. Misschien moet ik het toch eens opzoeken. 

8 opmerkingen:

  1. Hou in het achterhoofd dat de geur die ze verspreiden nieuwe wantsen aantrekt. Je aandrang de beestjes te verpletteren, versterkt de alomtegenwoordigheid van die punaises in je woonomgeving...

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Hoi anoniem, bedankt voor je reactie! En interessant wat je daar oppert.... ik heb echt overal op internet gespeurd voor info en tips. Maar zoals ik ook al beschrijf doet de media nog alsof het geen probleem is.... Maar als jouw theorie klopt dan zal ik toch zo snel mogelijk die zolder moeten gaan cleanen!! ;-)

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Fotootjes maken je leuke verhaal nog veel meer aansprekend , dank !! groet Hans Blom

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Even gegoogeld en ja je hebt het over beestjes die wij hierin de Allier en ook in de kop van de Dordogne dit jaar voor het eerst ooit hebben waargenomen...niet prettig, maar schijnen onschuldig.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Wij hebben ze hier (in de Aube) ook voor t eerst dit jaar. En tot nog toe zijn ze nog niet vertrokken. Er zijn er inmiddels wel minder. Andere jaren waren t de normale "punaises", (vooral een groot lijf), maar nu dus ook de andere versie, met langere poten content://C:/Users/judit/AppData/Local/Packages/Microsoft.MicrosoftEdge_8wekyb3d8bbwe/AC/%23!001/MicrosoftEdge/Cache/TOQ94YYM/th%5B9%5D.jpg

    BeantwoordenVerwijderen
  6. O, getver de getver. Ik heb er afgelopen zomer heel veel in huis gehad en vermorzeld. (Haute Marne). Had ze ook nooit eerder gezien, maar was er direct vies van. Goed te weten dat ze ook vies zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Tijdens onze huizenjacht in de Bourgogne en Allier bleek van de zomer daar een vliegenplaag en een tor met sprieten (wants)plaag. In bijna alle huizen kwamen wij ze meer dood dan levend tegen. In de Lot aangeland een paar dode torren gezien hopelijk niet die enge wanten want we hebben daar een huis gekocht. Maar Horren nemen we zo wie zo want we houden ook niet van muggen. Een electrische insekten verdelger helpt ook, maar buiten houden is het beste natuurlijk

    BeantwoordenVerwijderen
  8. Gatsie, hoop er van verschoond te blijven. Sterkte met de wansenjacht en een foto zou welkom zijn, herken ik ze tenminste😊

    BeantwoordenVerwijderen